Useful Information / Leerzame informatie
Fly
agaric / Vliegenzwam
De aanschaf van een Samojeden pupje
De
aanschaf van een bench voor een Samojeed (only in
Dutch language)
Tick time / Teken tijd
Het
belang van veelvuldig oogonderzoek bij jonge Samojeden (only
in Dutch language)
Von
Willebrands Disease (only in Dutch language)
Weet u nog niet zeker dat u een Samojedenpupje wilt? Wanneer u geen zin hebt om een hond veelvuldig uit te laten… wanneer u geen zin hebt om een jaar of twee, iedere week, een cursus te volgen en naar een trainingsveld te gaan om uw pup te begeleiden en op te voeden tot een stabiele samojeed... wanneer u niet van een wilde en uitbundige springer houdt, vooral als hij nog jong is... wanneer u geen hond wilt die verlatingsangst (gepaard gaand met destructief gedrag en veelvuldig blaffen) vertoont als hij te vaak alleen gelaten wordt... wanneer u geen hond wilt die jaagt en hapt naar dingen die bewegen (zoals kinderen, joggers, andere dieren, fietsen en auto’s)... wanneer u géén hond wilt die een eigen willetje heeft en soms koppig kan zijn... wanneer u géén hond wilt die flink verhaart... wanneer u géén hond wilt die waakzaam is en bij onraad flink kan gaan blaffen... dan is de Samojeed waarschijnlijk géén hond voor u! |
Met het schrijven van dit artikeltje over retinal dysplasia hoop ik enkele gevolgen aan te tonen die ik in wetenschappelijke documenten heb gevonden en die ik alsmede uit gesprekken met vertegenwoordigers van CERF* en persoonlijke contact met ACVO* diplomaten heb vernomen. Er zijn mensen (met en zonder Samojeden) die geloven dat plooitjes in het netvlies ‘normaal’ zijn. Ik weet niet waarom zij dit geloven want in alle verhandelingen die ik heb gelezen over de ontwikkeling van het oog en uit persoonlijke gesprekken met oogartsen heb ik altijd begrepen dat dit NIET normaal is maar dat het een abnormale ontwikkeling van het netvlies is als er plooitjes aanwezig zijn. Voor iedereen die meer wil leren over dit onderwerp voeg ik ook een lijst bij met artikelen, boeken, etc. waaraan gerefereerd kan worden. *CERF
= cerficate eye research foundation Het netvlies, dat de achterkant van het oog bedekt, ontvangt prikkelingen (licht) en stuurt deze prikkelingen naar de hersenen. De hersenen verwerken deze informatie waardoor het zicht ontstaat. Wanneer er een onregelmatige ontwikkeling is van het netvlies, of deze nu door een virale infectie voor de geboorte ontstaan is of een genetisch bepaalde erfelijke afwijking is; het zicht van de hond kan hierdoor in gevaar gebracht worden. Maar waarom zou dit nu de Samojeden eigenaren moeten verontrusten? Een aandoening die Retinal Dysplasie heet! Wat is Retinal Dysplasie (RD) eigenlijk? De term ‘dysplasie’ houdt een abnormale weefselgroei van een orgaan of stuktuur in en waar je ook zoekt (in Merck, CERF, informatie vraagt aan medewerkers van AVCO) overal wordt het op de volgende manier verklaard: Het is een niet progressieve, abnormale ontwikkeling van het bij de geboorte aanwezige netvlies. Het ontstaat als 2 oorspronkelijke lagen van het netvlies niet goed op elkaar liggen. Deze aandoening kan erfelijk zijn maar ook het kan ook veroorzaakt zijn door een infectie die vóór de geboorte heeft plaatsgevonden (zoals het herpes virus of het parvo virus). Deskundigen
schijnen het er ook over eens te zijn dat er drie vormen van Retinal Dysplasie
voorkomen. Enkele rassen die last hebben van deze gezichtsaandoening zijn de American Cocker spaniel, de Australische herdershond, de Engelse herdershond, de Welsh Corgie Pembroke, de Rottweiler, de Labrador retriever en de Samojeed! Men heeft ontdekt dat Labrador retrievers die heterozygoot zijn meervoudige plooien van het netvlies hebben maar geen afwijkingen aan het skelet. Honden die beide aandoeningen hebben (plooien en een op zichzelf staande Retinal dysplasie met afwijkingen aan het skelet) zijn homozygoot recessief . De eigenaren van Samojeden zijn dus niet de enigen wiens honden met deze aandoening te maken hebben. We kunnen uit onderzoeken die bij de andere rassen (en de enkele onderzoeken bij Samojeden) gedaan zijn leren. Hoe wordt geconstateerd dat een hond aan RD lijdt en hoe verloopt het onderzoek? De ogen van de honden worden via direct of indirect opthalmoscopisch onderzoek bekeken. Via de directe methode kan men slechts 5% van het netvlies in een beeld brengen en het onderzoeksapparaat moet meerdere malen opnieuw ingesteld worden om het gehele netvlies te kunnen onderzoeken. Bij de indirecte methode worden de ogen verwijdt door middel van een vloeitstof die enkele minuten voor het onderzoek in de ogen wordt ingedruppeld. Daarna worden de ogen bekeken met een speciale verlichte en vergrotende lens. Bij deze methode kan men 40-50% van het netvlies in beeld brengen waardoor er minder vaak opnieuw moet worden ingesteld en de kans dat er een stukje van het netvlies overgeslagen wordt is minder groot. Delen die aangetast zijn verschijnen als strepen en/of als grijze of groene stippen op het netvlies. Het is aan te bevelen om het eerste onderzoek voor 12 weken (tussen de 8e en 9e week) plaats te laten vinden. Uit onderzoeken door Holle en anderen is gebleken dat Retinal Dysplasie tweezijdig (aan beide ogen) of eenzijdig kan voorkomen. In dit onderzoek werd aanbevolen meerdere testen uit te laten voeren naarmate de hond ouder wordt. Deze testen worden sterk aanbevolen voor lijnen waarbij eerder plooitjes in het netvlies geconstateerd werden. De aanbevolen leeftijden voor vervolg onderzoeken zijn alsvolgt: 5-9 weken, opnieuw op een leeftijd van 6 maanden tot 1 jaar en op een leeftijd van 1,5 jaar. Men heeft ontdekt dat kleine plooitjes kunnen verdwijnen als de hond ouder wordt maar genetisch gezien heeft die hond nog steeds RD (als het tenminste niet vóór de geboorte is opgedaan door een infectie). Wanneer de plooitjes glad worden wil dat niet zeggen dat de hond ‘genezen’ is. Waarom zou
men bezorgd moeten zijn? CERF heeft mij persoonlijk meegedeeld dat hun maatstaf voor Samojeden de volgende is: “ieder aanwezig plooitje aan het netvlies ná een leeftijd van 8-10 weken is echte Retinal Dysplasie en de hond zal geen CERF getal toegewezen krijgen. Men heeft mij ook verteld dat ‘enkelvoudige plooitjes’ en ‘echte Reinal Dysplasie’ hetzelfde is bij Samojeden; maar dat ‘echte Retinal Dysplasie’ en ‘RD en dwerggroei’ veroorzaakt worden door verschillende genen. Omdat de oogarts NIET kan vertellen of de plooitjes die hij ziet veroorzaakt worden door het gen dat alleen maar plooitjes veroorzaakt, of dat het veroorzaakt wordt door het gen dat ook dwerggroei kan veroorzaken, zal CERF geen enkele Samojeed aannemen met plooitjes. Het fokadvies van CERF is: met geen enkele Samojeed fokken die welke soort RD dan ook heeft. Totdat er een genetische aanwijzing is ontdekt om de verschillende vormen van RD van elkaar te onderscheiden, neemt CERF aan dat alle plooitjes behoren tot RD die blindheid en/of problemen aan het skelet kan veroorzaken. Totdat er meer onderzoek gedaan kan worden om genetische testen te ontwikkelen die een onderscheid kunnen uitwijzen tussen RD met alleen plooitjes (geen drager van enig probleem met het skelet of ernstige oogproblemen) en RD (met problemen met het zicht) en RD (gepaard gaand met dwerggroei), moeten alle eigenaren van Samojeden de moeite nemen om hun hondjes vroeg te laten controleren en moeten de nieuwe eigenaren de vervolgonderzoeken laten uitvoeren. Wanneer iemand een pupje koopt of wanneer een fokker tot een dekking besluit, kan er geen enkele garantie gegeven worden maar iedereen moet zoveel als mogelijk geïnformeerd worden over de mogelijke resultaten van een nestje. Ik hoop dat wij, als fokkersvereniging, iedere poging tot onderzoek zullen ondersteunen waardoor meer kennis over Retinal Dysplasie bij de Samojeed verkregen kan worden. We moeten ook achter de voortzetting van het onderzoek staan dat naar de genitische marker zoekt die de verschillende vormen van RD kan onderscheiden.
I. Aroch I,
R. Ofri and I. Alzenberg American College of Veterinary Ophthalmologist 1999 D.M. Howell,
M.E. Stankovics, C.S. Sarna and G.D. Aguirre A.D. MacMillian
and D.E. Lipton V.N. Meyers,
P.F. Jezyk, G.D. Aguirre and D.F. Paterson Malcolm B.
Willis A.
Begun, and L. Campbell Voor meer informatie over oogaandoeningen, kijk vooral ook eens op de volgende websites: http://www.dewagenrenk.nl/vsc/bijna.htm#begin www.upei.ca/~cidd/Diseases/ocular%20disorders/retinal%20dysplasia.htm |
Von
Willebrands Disease (only in Dutch language) Met toestemming van Hilary Jupp overgenomen en vertaald. Hilary's website: http://www.irishwolfhounds.org |
Von
Willebrands Disease is een stoornis in de bloedstolling en is de meest voorkomende
stoornis bij honden en mensen. Hevige, spontane bloedingen zoals die voorkomen
bij hemofilie, zijn echter heel zeldzaam bij Von Willebrands. Honden die
aan de ziekte lijden, kunnen een langere periode van loopsheid vertonen
dan normaal, met meer bloedverlies dan normaal. Zelfs na kleine chirurgische
ingrepen of tijdens het werpen kunnen er bloedingen optreden; de hond kan
zelfs doodbloeden. De hond kan bloedingen van het slijmvlies in de mond
of neus krijgen. De hond kan ook onderhuidse bloedingen of kneuzingen krijgen,
of zwellingen die onder de huid verschijnen. Er kan bloed in urine of fecaliën
aanwezig zijn en er kan regelmatig diarree met of zonder bloedverlies optreden.
De huid, vooral van de oren, kan droog, dun en schilferig zijn. Er kan een
overvloedige bloeding aan de navelstreng optreden na de geboorte, bij het
verwijderen van de Hubertusklauwtjes, of wanneer de teennagels te kort worden
geknipt. De hond kan doodgaan tijdens een narcose aangezien de ziekte de
hond uiterst gevoelig maakt voor deze doodsoorzaak.
Echter, niet alle honden die aan deze ziekte lijden, zullen daadwerkelijk gaan bloeden. Mogelijk zal dit enkele keren tijdens hun leven voorkomen, maar niet altijd. De mate waarin de Von Willebrands ziekte voorkomt, kan tijdens het leven van de hond veranderen, waardoor honden die voorheen geen bloedingen vertoonden opeens wel gaan bloeden. De waarde van de Von Willebrands factor in het bloed kan stijgen als gevolg van loopsheid of drachtigheid waardoor een ouder dier een hogere waarde kan vertonen dan het gehad zou hebben op jongere leeftijd. Voor de aanleg van verborgen bloedingen (een ogenschijnlijke niet-bloeder) kan een fundamentale oorzaak aanwezig zijn die wordt verergerd door stress zoals ziekte; vooral door een virale aandoening omdat iedere virale infectie de stollingstijden van het bloed kan verlengen door aantasting van de produktie van bloedplaatjes en/of de endothele cellen. Vaccinaties met levend virus hebben hetzelfde effect. Het onvolkomen homologe en dominante chromosoom zorgt ervoor dat het bij alle rassen (behalve bij de Schotse Terrier en de Chesapeake Bay Retriever) erfelijk is; hetgeen in simpele termen inhoudt dat het direct doorgegeven wordt van de ene generatie op de volgende. Het is niet aan sexe gebonden en komt in verschillende gradaties voor bij de honden die er aan lijden. Iedere hond bij wie de aandoening geconstateerd is, moet minstens één ouder hebben die ook aan de aandoening lijdt en zal het zelf doorgeven aan enkele van zijn nazaten. Het is waarschijnlijk dat de nazaten erger zullen lijden aan de ziekte dan de ouder. In tegenstelling tot hemofilie, treft Von Willebrands Disease beide geslachten. Honden die de aandoening onder de leden hebben hoeven er niet noodzakelijkerwijs aan te lijden (maar zullen het ondanks dat wel doorgeven aan hun nageslacht) en zij die er wel aan lijden doen dit in verschillende gradaties. Homozygoten (dieren die van beide ouders het gen erfden) zullen meestal in de baarmoeder of vlak na de geboorte sterven want het heeft een genetisch dodelijke uitwerking. Wanneer beide ouders aan de Von Willebrands aandoening lijden, kan dit leiden tot kleinere nesten dan gemiddeld, doodgeboren pupjes, (vooral niet volledig ontwikkelde pupjes), of nauwelijks als hondje herkenbare pupjes opleveren. Bij de Schotse Terrier en de Chesapeake Bay Retriever is de aandoening zowel onvolkomen dominant als ook recessief overdraagbaar. Het laatste houdt in dat het alleen voorkomt als beide ouders er aan lijden of als beide ouders drager zijn; de genen voor de aandoening moeten van beide ouders afkomstig zijn. Niettemin kan Von Willebrands Disease een bijkomend verschijnsel zijn van een verminderde schildklierwerking, in plaats van een op zichzelf staande kwaal. In deze gevallen zal behandeling van de onderliggende oorzaak namelijk de schildklieraandoening, de Von Willebrands aandoening wegnemen. Door de aard van het gen dat verantwoordelijk is voor de Von Willebrands aandoening, kunnen normale testen voor de stolling van bloed niet gebruikt worden omdat het bloed van een dier dat aan de aandoening lijdt, normale stollings tijden kan opleveren. De mate waarin de Von Willebrands aandoening voorkomt, kan alleen vastgesteld worden door een bloedmonster te testen op de Von Willebrands factor Antigen (VWFAg). Het resultaat wordt uitgedrukt in een percentage. De aangetaste en de normale gebieden lopen in elkaar over; hiermee is rekening gehouden bij de fokadviezen. “Normaal” ligt tussen 60 en 72 % naar 60-69 % is verdacht en dieren die in dit gebied vallen zouden alleen gekruist moeten worden met dieren die meer dan 70 % halen waarbij tevens alle pupjes getest moeten worden. Wanneer één van de pupjes bij een test onder de 50 % komt, dan is de ouder met de lage, normale waarde een drager en fokken met honden waarvan bekend is dat ze drager zijn, zou strikt beperkt moeten worden. Deze lijn kan voortgezet worden door een hondje te gebruiken die bij een test meer dan 70% behaald heeft. 7 % is het niveau waaronder het VWAg niet meer op te sporen is en dieren die deze waarde behalen tijdens een test zijn ernstige lijders van de ziekte. Ieder dier met een testuitslag onder de 50% is of een drager of een lijder. Met deze dieren zou nooit gefokt mogen worden. Pupjes kunnen getest worden zodra ze gespeend zijn en groot genoeg om bloed af te laten nemen uit een ader. Teefjes mogen niet getest worden binnen twee weken na de loopsheidperiode, als ze drachtig zijn of binnen twee maanden na het werpen. Honden mogen niet getest worden binnen 10 dagen na een vaccinatie omdat een vaccinatie het resultaat van de test kan beïnvloeden. Wanneer de hond medicijnen krijgt als hij getest wordt, moeten gegevens over het type medicijn zowel als over de dosering meegestuurd worden met het bloed. Begeleiding tijdens de periode dat het bloed wordt afgenomen is heel belangrijk en kan in zekere mate van invloed zijn op de resultaten . Het dier mag vele uren (12) voor het afnemen van het bloed niet gegeten hebben en het bloedmonster moet zo snel als mogelijk naar het laboratorium opgestuurd worden en de test moet onmiddellijk uitgevoerd worden. Het bloed moet afgenomen worden met een naald van minimaal 8 mm dikte en de ader mag bij voorkeur niet afgebonden worden! Wanneer
blijkt dat uw hond drager of lijder is aan de Von Willebrands Disease,
wat kunt u er dan aan doen? Bij
bepaalde honden zou men de behandeling van VWD met geneesmiddelen moeten
vermijden omdat het de bloedstolling belemmert en daardoor iedere aanleg
tot het verlengen van de stollingstijden verergert. Zulke geneesmiddelen
zijn onder andere aspirine, phenylbutazone, promozine-derivative tranquillizers,
oestrogenen, introfurans, sulfonamides, ontstekingsremmende medicijnen
zoals cortisone, samenstellingen van penicilline, lokale pijnverdovende
middelen, phenothiazines, en plasma vervangers zoals dextran and HES. De correcte behandeling zou moeten bestaan uit het geven van vers donor bloed van een universeel type in een dosis van 3,5 ml per 450 gram van het lichaamsgewicht. Als dit niet voorhanden is kies dan twee keer per dag voor vers ingevroren gelijksoortig plasma in een dosis van 2,5 ml per 450 gram van het lichaamsgewicht. Wanneer het bekend is dat een hond lijder is dan zou de hond twee tot vier uur voor de ingreep 3,5 ml per 450 gram lichaamsgewicht aan vers, overeenkomstig bloed toegediend moeten krijgen. Voor zover bekend is, is VW’sD bekend bij Wolfshonden in Amerika en Engeland. De beschikbare testen (althans in Engeland) hebben echter in Engeland in enkele gevallen tegenstrijdige resultaten opgeleverd waardoor momenteel slechts een gering aantal fokkers in Engeland werkelijk hun fokdieren testen; ondanks het feit dat deze tegenstijdigheid was te wijten aan de wijze waarop de bloedmonsters werden afgenomen of omdat de honden voedsel hadden gekregen vlak voordat het bloedmonster werd afgenomen.
De meeste mensen brengen de kenmerken van een verminderde schildklierwerking in verband met overgewicht, slaperigheid, haarverlies (aan beide kanten van het lichaam), meestal beginnend aan de lendenen en haar dat droog en broos wordt. Dit zijn echter niet de meest voorkomende kenmerken. Een verminderde schildklierwerking kan ook leiden tot gewichtsverlies en overmatige activiteit. Waarschijnlijk is het ook de belangrijkste oorzaak van agressie en schommelingen in het humeur. Andere symptomen kunnen zijn: problemen met loopsheid van allerlei soort, zoals een te lange loopsheid periode, te hevig bloedverlies, te lange of te korte periodes tussen twee loopsheden in, een eerste loopsheid die te vroeg (bij een te jonge hond) of veel te laat in het leven van een hond begint, een hond die nooit loops wordt, ‘stille’ loopsheden, schijnzwangerschappen. Onvruchtbaarheid, doodgeboren pupjes, onvolgroeide pupjes of pupjes die tijdens de worp sterven, verschrompeling van de testikels, verschillende huidaandoeningen, een chronische onaangename geurafscheiding, beschadigingen aan de kruis(gewrichts)banden; vaak voorkomende gescheurde, verrekte of gedraaide pezen en spieren, hartritmestoornissen, hartspierafwijkingen, verstoppingen, diarree, braken, slokdarmverwijding, strottenhoofd- en gezichtsverlamming, hangende oogleden, scheve stand van het hoofd, overhellende spronggewrichten of slepende voeten, zwakte en stijfheid, versleten spieren, zweren aan het hoornvlies, droge ogen en andere oog-aandoeningen, chronische infecties en problemen met het gedrag en temperament. Een verminderde schildklierwerking is een aandoening waarbij de schildklier te veel hormonen produceert. Dit kan leiden tot gewichtsverlies, hartkloppingen, oververhitting en hartritmestoornissen en is meestal te wijten aan een gezwel aan de schildklier. Deze aandoening komt zelden voor bij honden maar is normaal bij katten. |