Samoyed Standard / Standaard van de Samojeed
Origin / Oorsprong
First official standard / Eerste officiële standaard
Present standard
/ Huidige standaard
Compare
/ Vergelijk
Teeth / Tanden
The Samoyed The Samoyed, nowadays classified in group V (F.C.I.) Spitz and primitive types originates from northern parts of the western hemisphere. In the beginning of the 19th century the breed drew the attention of Polar explorers who transferred them to more civilized parts of the world. It's obvious that the Samoyed was not just kept as a pet in his original habitat. They were found living together with the nomad people who especially assigned him the task as cattle-drover and keeper of reindeer. One does suspect that in certain areas, mainly in Finish Lapland, the Samoyed was also sometimes used to pull light sledges. However, in his original living space the samoyed certainly was not a sled dog. The dog was merely assigned to fulfill sled dog tasks after it became impossible for the explorers to obtain dogs from Greenland. Those dogs from Greenland were much more capable to do the work the explorers need them for. Thanks to the friendly character of the Samoyed breed, the dog was allowed to live close to the people. On 15 May 1909 the first breed standard, written by Mr Kilburn Scott, was published in England. Though the exterior of the Samoyed did not change much since 1909, this standard was changed to unclear reasons over the years. You can read the official text of the breed standard published in 1909, as well as the present breed standard underneath. |
De Samojeed De Samojeed, tegenwoordig ingedeeld in rasgroep V (F.C.I.) bij de Spitzen en Oertypen, is oorspronkelijk afkomstig uit noordelijke streken op het Westelijk halfrond. Aan het eind van de 19e eeuw werd het ras door poolreizigers opgemerkt en werden er exemplaren meegenomen naar meer geciviliseerde delen van de wereld. Het spreekt voor zich dat de honden in het oorspronkelijk leefgebied niet slechts als gezelschapsdier leefden. Door de nomadenvolkeren waar zij werden aangetroffen, werd hem vooral de taak als veedrijver en hoeder van rendieren toebedeeld. Men vermoedt dat de Samojeed in bepaalde streken, voornamelijk in Fins Lapland, eveneens af en toe gebruikt werd om sledes met lichte vrachten te trekken. In zijn oorspronkelijke leefgebied was de samojeed zeker geen sledehond. Deze taak werd hem pas toebedeeld toen het voor de ontdekkingsreizigers onmogelijk werd om nog langer honden uit Groenland te verkrijgen. De honden uit Groenland waren veel meer geschikt voor het doel waar de ontdekkingsreizigers honden voor nodig hadden. Het vriendelijke karakter van het ras de Samojeed zorgde ervoor
dat hij in de nabijheid van de mens mocht leven. Op 15 mei 1909 werd
de eerste rasstandaard, geschreven door Mr Kilburn Scott, in Engeland
gepubliceerd. Alhoewel het uiterlijk van de Samojeed sinds 1909 niet
veel veranderingen heeft ondergaan, is deze standaard in de loop der
jaren om onduidelijke redenen gewijzigd. |
First official standard / Eerste officiële standaard
Reprinted
from The following summary, compiled by Mr Kilburn Scott, may be found usefull by admirers of the breed. It is now published for the first time: Colour: Pure white; white, with slight lemon markings; brown and white; black and white. The pure white dog come from the farthest north, and are most typical of the breed. Expression: Thoughtful, and remarkably pretty in face; fighting instincts strongly pronounced when roused. Intelligence: Unusual intelligence as shown by the many purposes for which dogs are used by the Samoyed people and ease with which they can be taught tricks. Size and weight: Dogs 19 to 21½ inches at shoulders; bitches 18 to 19½ inches at shoulders; weight about 40lb. Head: Powerful-looking head, wedge-shaped, but not foxy. Wide and flat between ears, gradually tapering to eyes; stop not too pronounced; absolutely clean muzzle, not too long, with no lippiness; strong jaws and level teeth. The nose may be either black or flesh coloured. Eyes: Very expressive and human like, sparkling when exited; set oblique and well apart. Eyes should be dark for preference, but other colours are admissible. Ears: Pricked, set wide apart, and freely movable; set slightly back in contradistinction to the ears of the Esquimaux and chow-chow, which are forward; shape triangular and not too large; tip slightly rounded. Body: Body shapely, but not cobby, with staight back; muscular, with deep ribs; chest wide and deep, showing great lung power; straight front and strong neck. Legs: Good bone, muscular and not too long; thights well feathered; fore legs straight; hind legs sinewy and set for speed. Feet: Long and slightly spread out to get good grip; toes arched and well together; soles hairy and well padded to give grip and protection from ice and snow. Brush: Long, with profuse spreading hair; carried over back or side when on the alert or showing pleasure; when at rest dropped down, with slightly upward turn at end. Coat: Long and thick, standing well out all over the body, especially along back; free from curl; undercoat very soft and woolly; large bristling ruff; hair on head and ears short and very smooth. The Queen has long been an admirer of the breed, and Jacko, an imported dog, was certainly one of the best yet seen in England; while the King's Luska, though rather bigger than most of the Samoyedes, had many admirers. Amongst those who have had Samoyede puppies from Mrs Kilburn Scott's kennels are Her Majesty the Queen, Lady Burghclere, Lady Tichborne, Lady Dundas, Hon. Sidney Buxton, MP, Postmaster General, Mrs Hwfa Williams, Lady Russel, Sir Ernest Cassel, Princess Montylyon, the Hon. Mrs McLaren Morrison, Lady Sitwel, the Hon. Lilian Baring and Mrs Everitt Everitt. Many will tell the inquirers after knowledge how extremely interesting and beautiful are Samoyede puppies. They have been well discribed as "Teddy Bears," and they are certainly much like one of the most popular toys ever introduced. As they grow older they lose none of their charming characteristics, and a question put to Mrs Kilburn Scott as to whether or not the dogs are save with little children was answered as follows: "I can assure you they are. We have always found our dogs the best of friends with our children, and they enjoy romping together. One of their favourite games is 'hunt the slipper,' and it is most amusing to watch the dogs seek the slipper and run off with it." A great point in their favour is almost entire freedom from disease, and they do not appear to be subject to distemper as are other dogs. Believing that a good outcross would greatly benefit the breed in England, Mr Kilburn Scott has lately imported from Australia a magnificent dog wich formed one of the pack used by the explorer Borchevnik. He was born on the Southern Cross on her way to the Antarctic, and he was only just been released from quarantine, but he is now with the other inmates of the Vale House kennel at Bromley. He stands 21½ inches high at the shoulder and is 35 inches long. He has a fine open forehead, great ruff on neck, spreading tail and hair round the toes which are so characteristic of the breed. His fur is snowy white all over, with the gloss on the hair which is peculiar to the breed. He is a most lovable dog, and, before being brought to England, he was shown to Jack London, who has written so charmingly on Arctic dogs and their character. He declared Antarctic Buck - as the dog is called - to be one of the finest Arctic dogs he had ever seen. So typical a Samoyede should be a great accession to the breed, especially as an outcross had become absolutely necessary.
|
Herdruk
van De volgende lijst, opgesteld door de heer Kilburn Scott, kan van nut zijn voor de liefhebbers van het ras. Hij wordt nu voor het eerst gepubliceerd: Kleur: Zuiver wit; wit met lichtgele aftekeningen; bruin en wit; zwart en wit. De zuiver witte honden komen uit de noordelijkste streken en zijn het meest typisch voor het ras. Uitdrukking: Bedachtzaam en opmerkelijk knap van gezicht; vechtdriften zéér uitgesproken als ze worden opgewekt. Intelligentie: Een ongebruikelijke intelligentie, zoals blijkt uit de vele taken waar de honden voor gebruikt worden bij het Samojedenvolk, en het gemak waarmee men ze kunstjes kan leren. Afmetingen en gewicht: Reuen 48 tot 55 cm aan de schouders, teven 46 tot 50 cm aan de schouders; gewicht ongeveer 18 kg. Hoofd: krachtig uitziend hoofd, wigvormig, maar niet vos-achtig. Breed en vlak tussen de oren, geleidelijk smaller toelopend naar de ogen; stop niet te uitgesproken; fijn besneden voorsnuit, niet te lang, zonder dikke lippen; sterke kaken en regelmatige tanden. De neus mag zwart of vleeskleurig zijn. Ogen: Heel uitdrukkingsvol en menselijk, schitteren bij opwinding; schuin geplaatst en goed uiteen. De ogen zijn bij voorkeur donker, maar andere kleuren zijn toelaatbaar. Oren: Recht opstaand, ver uit elkaar en vrij beweegbaar; iets meer naar achteren geplaatst in vergelijking met de eskimo of chow-chow, waar ze naar voren wijzen; driehoekig van vorm en niet te groot; van boven licht afgerond. Lichaam: Welgevormd lichaam, maar niet gedrongen, met een rechte rug; gespierd, met diepe ribben; de borstkas breed en diep, duidend op krachtige longen; een recht front en een sterke nek. Benen: Goede botten, gespierd en niet te lang; de dijbenen goed bevederd; de voorbenen recht, de achterbenen pezig en op snelheid gebouwd. Voeten: Lang en licht gespreid om een goede grip te krijgen; de tenen gebogen en goed aaneen; de zolen behaard en met goede kussentjes om grip te geven en bescherming voor ijs en sneeuw. Staart: Lang en rijkelijk bedekt met uitstaand haar; over de rug of zij gedragen bij aandacht, of als uiting van plezier; in rust neerhangend, met alleen de punt iets opgekruld. Vacht: Lang en dik, goed uitstaand over het gehele lichaam, speciaal over de rug; vrij van krul; de ondervacht zacht en wollig; grote uitstaande kraag; het haar op het hoofd en de oren kort en zeer zacht. De koningin is al lang een liefhebber van het ras, en Jacko, een ingevoerde hond, was zeker een van de beste die we tot nog toe in Engeland gezien hebben, terwijl de koning's Luska, hoewel nogal wat groter dan de meeste samojeden, door velen bewonderd werd. Onder degenen die een pup uit de kennel van mw Kilburn Scott hadden, bevinden zich Hare Majesteit de Koningin, Lady Burgclere, Lady Tichborne, Lady Dundas, de eerw. hr Sidney Buxton, mw Hwfa Wlliams, Lady Russel, Sir Ernest Cassel, prinses Montylyon, de eerw. mw McLaren Morrison, Lady Sitwel, de eerw. Lilian Baring en mw Everit Everit. Velen zullen uit eigen ervaring aan mensen, die om inlichtingen vragen, vertellen hoe buitengewoon interessant en mooi samojeden puppy's zijn. Ze zijn terecht beschreven als "Teddyberen" en vertonen beslist veel gelijkenis met het populairste speelgoed aller tijden. Als ze opgroeien verliezen ze niets van hun charme, en toen aan mw Kilburn Scott de vraag gesteld werd of de honden wel te vertrouwen waren met kleine kinderen, luidde haar antwoord: "Ik kan U verzekeren dat ze veilig zijn. Onze honden zijn altijd de beste kameraadjes van onze kinderen, en ze houden ervan samen te ravotten. Een van hun favoriete spelletjes is de pantoffeljacht, en het is heel vermakelijk te zien hoe de honden de pantoffel zoeken en er mee vandoor gaan." Een belangrijk punt in hun voordeel is dat ze bijna volledig gevrijwaard zijn van ziektes, ze schijnen niet onderhevig te zijn aan hondeziekte zoals andere rassen. Omdat hij geloofde dat het inbrengen van vers bloed het ras in Engeland zeer ten goede zou komen, heeft de heer Kilburn Scott onlangs een schitterende reu uit Australië geïmporteerd, die deel uit maakte van de meute die gebruikt werd door de onderzoeker Borchgrevink. Hij werd geboren op de "Southern Cross" op weg naar Antarctica, en is net uit de quarantaine gekomen maar nu samen met de medebewoners van de Vale House kennel in Bromley. Hij is 53 cm hoog aan de schouder en 89 cm lang. Hij heeft een mooi breed voorhoofd, een grote kraag om z'n nek, een dikke staart en haar om z'n tenen, wat zo kenmerkend is voor het ras. Zijn vacht is helemaal sneeuwit, met de glans op het haar die zo byzonder is aan dit ras. Hij is een zeer beminnelijke hond en voor hij naar Engeland werd overgebracht, is hij aan Jack London getoond, die zo verrukkelijk over poolhonden en hun karakter geschreven heeft. Hij
verklaarde dat Antarctic Buck -zoals de hond heette- een van
de fraaiste poolhonden was die hij ooit gezien had. Zo'n typische samojeed
zal een grote aanwinst voor het ras zijn, in het byzonder omdat een
outcross beslist noodzakelijk was geworden. |
Present standard / Huidige standaard
The exact text of the present FCI standard: ORIGIN: Northern Russia and Siberia. PATRONAGE: Nordic Kennel Union (NKU). DATE OF PUBLICATION OF THE ORIGINAL VALID STANDARD: 22.07.1997. UTILIZATION: Sledge- and companion dog. CLASSIFICATION
F.C.I.: BRIEF HISTORICAL SUMMARY: The name Samoyed derives from the Samoyed Tribes in Northern Russia and Siberia. In southern parts of the area they used white, black and brown parti-coloured dogs as reindeer herders; in the northern parts the dogs were pure white, had a mild temperament and were used as hunting- and sledge dogs. The Samoyed dogs lived close to their owners, they even slept within the shelters and were used as heaters. The British engineer Ernest Kilburn Scott spent three months among Samoyed Tribes in 1889. Returning to England he brought with him a brown male puppy called "Sabarka". Later he imported a cream coloured bitch called "Whitey Petschora" from the western side of the Urals and a snow white male called "Musti" from Siberia. These few dogs and those brought by the explorers are the base for the western Samoyed. The first standard was written in England in 1909. GENERAL
APPEARANCE: IMPORTANT
PROPORTIONS: BEHAVIOUR
AND TEMPERAMENT: HEAD: CRANIAL
REGION: FACIAL
REGION: NECK: BODY: TAIL: LIMBS: FOREQUARTERS: |
Nederlandse vertaling van de tekst van de huidige FCI standaard: HERKOMST: Noord Rusland en Siberië. BESCHERMHEER: Nordic Kennel Union (NKU) PUBLICATIEDATUM VAN DE ORIGINELE GELDIGE STANDAARD: 22.07.1997 NUTTIG GEBRUIK: sledehond en gezelschapshond KLASSIFICATIE
F.C.I.: KORT HISTORISCH OVERZICHT: De naam 'Samojeed' is afkomstig van het Samojedenvolk in Noord Rusland en Siberië. In Zuidelijke delen van dit gebied gebruikte men witte, zwarte en deels bruin gekleurde honden als rendier hoeders; de honden in de noordelijke delen waren zuiver wit, hadden een zachtaardig temperament en werden gebruikt als jacht- en sledehonden. De honden van het Samojedenvolk leefden dicht bij hun eigenaren, ze sliepen zelfs in de onderkomens en werden als 'verwarming' gebruikt. De Britse ingenieur Ernest Kilburn Scott verbleef in 1889 drie maanden tussen het Samojedenvolk. Bij zijn terugkeer naar Engeland nam hij een pup, een bruin reutje, mee, dat 'Sabarka' heette. Later importeerde hij uit het westelijke deel van de Oeral een crème kleurig teefje dat 'Whitey Petschora' heette en uit Siberië een sneeuwwitte reu met de naam "Musti". Tezamen met de honden die door de ontdekkingsreizigers waren meegenomen, vormden deze enkele honden de basis voor de westerse Samojeed. De eerste standaard werd in 1909 in Engeland geschreven. ALGEMENE VERSCHIJNING: Van gemiddelde grootte, elegant, een witte Arctische Spitz. Het uiterlijk wekt de indruk van kracht, uithoudingsvermogen, bekoring, lenigheid, waardigheid en zelfvertrouwen. De expressie, de zogenaamde "Samojeden lach" ontstaat door de vorm en stand van de ogen in combinatie met de licht omhoog gekrulde mondhoeken. Het geslacht moet duidelijk herkenbaar zijn. BELANGRIJKE VERHOUDINGEN: De lengte van het lichaam is ongeveer 5% langer dan de schofthoogte. De borstdiepte is iets minder dan de halve schofthoogte. De snuit is ongeveer even lang als de schedel. GEDRAG EN KARAKTER: Vriendelijk, open, waakzaam en levendig. Het jachtinstinct is heel gering. Nooit verlegen of agressief. Erg sociaal en kan niet worden gebruikt als waakhond. HOOFD: Krachtig en wigvormig SCHEDEL: HET
HOOFD: HALS: sterk en van middelmatige lengte met een trotse houding. LICHAAM: STAART: LEDEMATEN: VOORHAND: |
Shoulder / Schouder | Upper arm / Bovenarm | Fore foot / Voorvoet | Stifle / Kniegewricht | Hocks / Spronggewricht |
HINDQUARTERS: General
appearance: Viewed from behind straight and parallel with very strong
muscles. GAIT: COAT: COLOUR: SIZE: FAULTS: SERIOUS
FAULTS: ELIMINATING
FAULTS: N.B.: Male animals should have two apparently normal testicles fully descended into the scrotum. |
ACHTERHAND: Algemene
verschijning: Van achteren bezien recht en evenwijdig met zeer sterke
spieren. GANGWERK: VACHT: KLEUR: AFMETING: FOUTEN: ERNSTIGE
FOUTEN: DISKWALIFICERENDE
FOUTEN: N.B.: Mannelijke dieren moeten duidelijk twee normale testikels hebben die volledig zijn afgedaald in de balzak. |
sparkling Samoyed coat glinsterende Samojeden vacht |
Samoyed Smile
Samojedenlach |
ear oor |
black nose zwarte neus |
winternose
winterneus |
eye oog |